Kornoelje (Gele)

Hier finden Sie mehr Informationen über die Kornoelje (Gele)
Zurück zur Übersicht

Allgemein

Gele kornoelje, Cornus mas, is aan het eind van de winter gemakkelijk te herkennen, omdat deze struik dan bloeit met kleine, viertallige, gele bloemen. De bloemen hebben kleine kroonbladen die een kruis vormen. De struik of kleine boom kan tot zo'n 6 meter hoog worden. De stam ziet er grillig en sterk vertakt uit, waarbij de takken nogal veel kronkels hebben.

De kersrode bessen of steenvruchten, die ontstaan als de bloemen bevrucht zijn door bijen of vroeg in het jaar vliegende insecten zijn weliswaar wrang van smaak, maar eetbaar. Ze werden en worden wel tot compote verwerkt. Om die reden werd Gele kornoelje ook wel in moestuinen geplant. Uit dit soort aanplanten kon de soort ook wel verwilderen, doordat de steenvruchten door vogels verspreid worden.

Merkmale


Bodenarten

0 = nicht ausgefüllt, 1 = ungeeignet, 5 = sehr geeignet
Bodenart Eignung
Lichte klei
Zware klei
Zand
Veen
Leem
Lichte zavel
Zware zavel

Wasserniveau

0 = nicht ausgefüllt, I = niedrig, VIII = hoch
I
II
III
IV
V
VI
VII
VIII

Säuregehalt

pH1 = niedrig, pH9 = hoch
0.0
0.5
1.0
1.5
2.0
2.5
3.0
3.5
4.0
4.5
5.0
5.5
6.0
6.5
7.0
7.5
8.0
8.5
9.0

Nährstoffreichtum

1.0
1.5
2.0
2.5
3.0
3.5
4.0
4.5
5.0
5.5
6.0
6.5
7.0
7.5
8.0
8.5
9.0

Feuchtigkeit

1.0
1.5
2.0
2.5
3.0
3.5
4.0
4.5
5.0
5.5
6.0
6.5
7.0
7.5
8.0
8.5
9.0

Lichtbedarf

  • Zon
  • Half-schaduw
  • Schaduw

    • Erklärung

    Bodenarten
    Ein Überblick über die Bodenarten mit einem Hinweis darauf, wie geeignet sie für diese Art sind.

    Lichtbedarf
    Lichtbedarf der Art.

    Wasserniveau
    Wasserniveau für die Art von niedrig (I) bis hoch (VIII).

    Säuregehalt
    pH-Bereich, in dem die Art gedeiht.

    Nährstoffreichtum
    Erforderlicher Nährstoffreichtum des Bodens.

    1. Sehr nährstoffarmer Boden
    2. Sehr nährstoffarmer bis nährstoffarmer Boden
    3. Nährstoffarmer Boden
    4. Nährstoffarmer bis mäßig nährstoffreicher Boden
    5. Mäßig nährstoffreicher bis nährstoffreicher Boden
    6. Mäßig nährstoffreicher bis nährstoffreicher Boden
    7. Nährstoffreicher Boden
    8. Ausgeprägt nährstoffreicher Boden
    9. Sehr ausgeprägt nährstoffreicher Boden

    Für welche Region ist diese Baumart geeignet?

    0 = nicht ausgefüllt, 1 = ungeeignet, 5 = sehr geeignet
    Region Eignung
    Wadden en noordelijke duinstreek (duinstreek ten noorden van Bergen): TEXEL
    Drents Plateau en Friese Wouden: SMILDE
    Friese en Groningse zeeklei: FRANEKER EN LOPPERSUM
    Friese Meren tot Weerribben: SNEEK EN GIETHOORN
    Reestdal: OUD-AVEREERST
    Vechtdal: OMMEN
    IJsseldal: DEVENTER
    Regge en Sallandse Heuvelrug: NIJVERDAL
    Twente: DENEKAMP
    Achterhoek: WINTERSWIJK
    Gelderse Poort en Pannerden (Oostelijke Rijn: Millingerwaard, Ooijpolder tot Arnhem): LOO
    Rijk van Nijmegen (Stuwwallen m.u.v. Rijn en Maas): BERG EN DAL
    Brabantse Maasstreek: HAARSTEEG
    Limburgse Maasstreek: TEGELEN
    Brabantse zandgronden: BREDA EN EINDHOVEN
    De Peel: VENHORST
    Limburgs heuvelland: VALKENBURG
    Zeeuwse zandgronden: BURGH-HAAMSTEDE
    Zuidwestelijke zeekleipolders (Zeeuwse en Zuid-Hollandse zeekleipolders): ACHTHUIZEN
    Laaglandrivieren (Rotterdam, Dordrecht, de Lek, de Betuwe): ALBLASSERDAM EN ECHTELD
    Centrale stuwwallen (Het Gooi, Utrechtse Heuvelrug, Veluwe en Gelderse Vallei): HILVERSUM EN OTTERLO
    IJsselmeerpolders en Zuiderzeedijken: DRONTEN
    Hollands en Utrechts laagveengebied: BROEK IN WATERLAND EN NIEUWKOOP
    West-Friesland: SPANBROEK
    Kalkrijke Hollandse duinstreek: VELSEN-NOORD EN WASSENAAR
    Kop van Overijssel

    In Landschaften anzuwenden

    0 = nicht ausgefüllt, 1 = ungeeignet, 5 = sehr geeignet
    Landschaft Eignung
    Voedselbos
    Haag
    Heg
    Bos
    Voederhaag
    Achtertuin
    Kleine achtertuin
    Solitair
    Houtwal

    Kulturhistorischer Wert

    0 = nicht ausgefüllt, 1 = niedrig, 9 = hoch

    Für Säugetiere geeignet?

    giftig, 1 = ungeeignet, 5 = sehr geeignet
    Säugetier Eignung
    Dassen
    Eekhoorn
    Fret
    Geit
    Herbivore knaagdieren
    Hert
    Hond
    Kat
    Kip
    Koe
    Mens
    Muis
    Paard
    Ree
    Schaap
    Varken
    Vossen
    Zwijn
    Bevers

    Erklärung

    Essbarkeit

    • Giftig: Dieser Baum oder Strauch ist giftig für Säugetiere und absolut ungeeignet zum Verzehr.
    1. Sehr ungeeignet: Dieser Baum oder Strauch ist ungeeignet für den Verzehr durch Säugetiere und kann schädlich sein.
    2. Ungeeignet: Dieser Baum oder Strauch ist im Allgemeinen ungeeignet für den Verzehr durch Säugetiere und kann nachteilige Auswirkungen haben.
    3. Mäßig geeignet: Dieser Baum oder Strauch ist mäßig geeignet als Nahrung für Säugetiere, möglicherweise mit bestimmten Risiken oder Einschränkungen.
    4. Geeignet: Dieser Baum oder Strauch ist im Allgemeinen geeignet als Nahrung für Säugetiere, mit geringen bis keinen Risiken.
    5. Sehr geeignet: Dieser Baum oder Strauch ist sehr geeignet als Nahrung für Säugetiere, sicher und von hoher Nährwert.

    Allgemein

    Ursprung
    Inheems
    Baumtyp Struik

    Länge und Alter

    Länge in etwa 10 Jahren 2 bis zu 4 Meter
    Fortpflanzungsreife in wie vielen Jahren 0 bis zu 200 Jahr
    Maximales Alter bis zu Jahr
    Benötigter Platz bis zu m2
    Wachstumsrate Gemiddeld

    Vermehrung

    Vermehrungsmethode
    Maakt zaailingen
    Verbreitungsrate/Vermehrung
    Baum ist selbstbestäubend Nein

    Schnittperiode

    Dieser Baum ist immergrün Nein
    Sommer Kein Schnitt im Sommer
    Winter Januar tot Februar
    Blattformen Eirond
    Leicht zu schneiden Nein

    Rindenmerkmale Sämling (50-200cm)

    Knospenmerkmale Sämling (50-200cm)

    Kleur
    Knospenstellung
    Verspreidstaand
    Tegenoverstaand
    Knospenform
    Rond

    Sonstiges

    Wurzel Informationen nicht verfügbar
    Blüte
    Heeft bloemen
    Heeft vruchten
    Windempfindlichkeit Matig gevoelig voor (zee)wind

    Krankheiten

    Empfindlich gegenüber den folgenden Krankheiten Informationen nicht verfügbar

    Insekten

    Wie viele Insekten leben typischerweise auf diesem Baum/Pflanze?
    Welche Insektengruppen leben auf diesem Baum/Pflanze?
    Bijen
    Vlinders
    Gibt es Insekten, die von dieser Art abhängig sind? Nein
    Welche Insektenarten sind von diesem Baum/Pflanze abhängig?

    Vögel

    Durchschnittliche Anzahl von Vögeln pro Baum/Pflanze?
    Welche Vogelgruppen leben auf diesem Baum/Pflanze?
    Gibt es Vögel, die von dieser Art abhängig sind? Nein
    Welche Vogelarten sind von diesem Baum/Pflanze abhängig?

    Säugetiere

    Durchschnittliche Anzahl von Säugetieren pro Baum/Pflanze?
    Welche Säugetiergruppen leben auf diesem Baum/Pflanze?
    Gibt es Säugetiere, die von dieser Art abhängig sind? Nein
    Welche Säugetierarten sind von diesem Baum/Pflanze abhängig?

    Blütezeit

    Sommer Februar bis zu April

    Baumarten

    Baumarten, mit denen dieser Baum gerne wächst

    Stammeshöhe

    Durchschnittliche Stammeshöhe (hg) des mittleren Basalbereichbaums

    von - bis, in ganzen Metern, Durchschnitt

    Informationen nicht verfügbar

    Stammdurchmesser

    (dg) (1,30m) des mittleren Basalbereichbaums.

    von - bis, in ganzen Zentimetern, Durchschnitt

    Informationen nicht verfügbar

    Oberirdische Biomasse

    in ganzen kg

    Informationen nicht verfügbar

    Unterirdische Biomasse

    in ganzen kg

    Informationen nicht verfügbar

    Stoffbinder

    Informationen nicht verfügbar

    Kohlenstoffanziehung (kf)

    (dg) (1,30m) des mittleren Basalbereichbaums Laubbäume (Kf = 0,48)

    Erwärmungsresistenz

    Dieser Baum ist gut resistent gegen die Erwärmung (plus 3 Grad) unseres Klimas und passt in die Zukunft unseres Klimas (hitze- und dürrebeständig) und passt auch gut in die Zukunft der Niederlande. Nein

    Pflanzanleitung

    Wortels minstens 10 cm onder de grond. Graaf een plantgat dat 1,5 x zo breed is als het wortelstelsel; zorg dat de wortels bedekt zijn met aarde; niet dieper planten dan tot waar de stam begint

    Ernteanleitung

    Heeft zelden afleggers.

    Pflegeanleitung

    Weinig of niet, snoei na de bloei. Eventueel vormsnoei, uitlichten van de kroon en dode takken weg snoeien.

    Ernte/Erkennung im Winter

    De knop bestaat uit vier gelig gekleurde knopblaadjes, die na het ontsluiten onder aan de bloemstelen blijven staan en analoog aan de rol van een omwindsel bij de Schermbloemigen de rol van omwindsel vervullen. De jonge omwindselbladen zijn licht geel van kleur en als ze zich net hebben uitgespreid de bladrand is een beetje behaard. Ze blijken zelfs nog aanwezig te zijn als de steenvruchten zich gevormd hebben.

    Biotop

    Gele kornoelje groeit op kalkrijke grond in struikgewas en lichte loofbossen, in heggen en houtwallen en ook in het stinsenmilieu. De soort komt van nature van de Kaukasus via Turkije en Zuidoost- en Midden-Europa tot, nog net, Zuid-Limburg. Daar groeit hij in krijthellingbossen, ruige kalkgraslanden en in de bermen van holle wegen. De Gele kornoelje groet het best op humusrijke, kalkrijke, goeddoorlatende en vochtige grond. De plant tolereert droge grond maar de bessen zijn groter op vochthoudende grond.


    Bloeiwijze
    Bloeiwijze
    Blad
    Vruchten
    Volwassen boom